Wat doet een orthoptist?

De meeste kinderen die een bril of een lui oog hebben of scheelzien zijn onder behandeling bij een orthoptist. Een orthoptist kijkt naar de oogstand. Dit wordt gedaan met een lampje in de hand, een lampje aan de muur of in de synoptofoor.

Ook kijkt de orthoptist naar de oogbewegingen. Door een lampje te bewegen, van links naar rechts en van boven naar onder, kijkt hij of de ogen goed meebewegen.

De samenwerking tussen de ogen noemen we binoculair zien. ‘Bi’ betekent ‘twee’, ‘oculair’ betekend ‘ogen’. Letterlijk betekent dit dus ‘kijken met twee ogen’. Om de samenwerking te testen worden de Vliegtest, de glaasjes van Bagolini, de Langtest of de synoptofoor gebruikt.

In de synoptofoor kunnen verschillende plaatjes gestopt worden. Voor elk oog kan een ander figuurtje geplaatst worden. Hiermee kan de orthoptist meten of iemand scheel kijkt en kan de hoeveelheid van het scheelzien gemeten worden. Hier worden verschillende plaatjes voor gebruikt, bijvoorbeeld een hond en een hondenhok of een leeuw en een kooi.

Met de plaatjes van de beer kan de samenwerking van de ogen getest worden. Het ene oog ziet de beer met de appel en het andere oog ziet de beer met de banaan. Als je dus met twee ogen samen kijkt, zie je één beer met één appel en één banaan. Niet iedereen kan met twee ogen samen kijken, bijvoorbeeld als je scheel kijkt of als je een lui oog hebt. Je ziet dan altijd of de appel of de banaan.